(Van onze partner)
Zelfs onopzettelijk handelen kan leiden tot een strafrechtelijke veroordeling – bijvoorbeeld bij overtreding van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen. Dit bleek recentelijk bij een strafzaak tegen de Nederlandse railinfrastructuurbeheerder.
Economisch strafrecht
Onder het economisch strafrecht verstaan we dat deel van het strafrecht dat gedragingen betreft die in de Wet op de Economische Delicten strafbaar zijn gesteld. Hierbij moet bijvoorbeeld worden gedacht aan overtredingen van de Arbowet, de Wet milieubeheer en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), maar ook aan wetten waar u vermoedelijk nog nooit van heeft gehoord zoals de Wet bescherming Antarctica, de Wet windenergie op zee en de Wet implementatie Nagoya Protocol.
In het economisch strafrecht geldt dat opzettelijke overtreding van de wet als gevolg heeft dat de overtreder een misdrijf begaat. Daar kan gevangenisstraf voor worden opgelegd. De boetes voor rechtspersonen kunnen oplopen tot maximaal EUR 830.000,- per feit. Een onderneming kan worden stilgelegd. Wederrechtelijk verkregen voordeel kan worden ontnomen.
Onopzettelijk
Maar ook indien de wet onopzettelijk wordt overtreden, kan een overtreder worden bestraft. Het gaat dan niet om een misdrijf, maar om een overtreding. De maximumstraffen zijn dan een stuk lager. Een geldboete kan nog maar EUR 20.750,- per feit bedragen. Maar een onder-neming kan nog steeds worden stilgelegd. Ook de voordeelsontneming kan worden toege-past. En een natuurlijke persoon kan in hechtenis worden genomen.
Een en ander laat onverlet dat er natuurlijk wel een verschil bestaat tussen een veroordeling vanwege een misdrijf (opzettelijk), of vanwege een overtreding (onopzettelijk). Dat roept de vraag op onder welke omstandigheden het opzet kan worden bewezen. En het roept de vraag op of er dan óók veroordelingen worden uitgesproken indien de overtreder er feitelijk weinig aan kan doen dat de wet is overtreden.
Kleurloos opzet
Sinds 1952 geldt in het economische strafrecht de “leer van het kleurloos opzet”. Dat betekent dat het opzet kan worden bewezen als de gedraging opzettelijk is verricht. Er hoeft (in het algemeen) geen opzet te zijn geweest op het overtreden van de wet. Het verweer “we heb-ben dit misschien wel gedaan, maar we wisten niet dat het niet mocht” zal dus niet slagen. Alleen indien elke verwijtbaarheid ontbreekt, kan een beroep worden gedaan op ‘afwezig-heid van alle schuld’, en dat kan ertoe leiden dat de overtreder vrijuit gaat.
Onlangs, op 8 november 2018, sprak de Rechtbank Rotterdam zich uit over een zaak waarin onze railinfrastructuurbeheerder werd verdacht van het opzettelijk overtreden van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvsg). Het bedrijf zou zich niet hebben gehouden aan de Regeling vervoer over de spoorweg van gevaarlijke stoffen (VSG), doordat men op meerdere momenten sporenoverzichten aanleverde met onjuiste informatie. De verdediging voerde in de strafzaak aan dat het bedrijf geen opzet had gehad op het overtreden van de wet, en dat sprake zou zijn geweest van afwezigheid van alle schuld.
Geslaagd?
Of dit verweer slaagde, leest u in nummer 1-2019 van Gevaarlijke Lading, waar ik de zaak verder bespreek. De uitspraak is relevant voor eenieder die met de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en onderliggende regelgeving te maken heeft.
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.