Werk jij in een groei of krimpsector? Deze vraag hoor ik steeds vaker om me heen. In vakliteratuur of artikelen over duurzaamheid wordt enerzijds gesproken over degrowth en anderzijds over duurzame groei. Wat is het nu of kunnen beiden naast elkaar bestaan? En wat betekent dit voor de sector waarin jij werkzaam bent? Op dit vraagstuk proberen we in deze blog een antwoord te vinden. Een tipje van de sluier. De transitie van krimp- naar groeisector is in de hele wereld in volle gang. Deze transitie luidt het einde in van het oude ‘winstmaximalisatie’ denken (Milton Friedman, 1970).
Degrowth
We gaan eerst in op degrowth (of krimp). Degrowth is een concept dat is gebaseerd op minder consumeren, of ‘consuminderen’ zoals dat ook wel wordt genoemd. De degrowth beweging is begonnen naar aanleiding van het boek ‘Limits to Growth’ (Meadows, 1972). Dit gedachtengoed komt voort uit de Club van Rome. Uitgangspunt in het boek is dat de consumptiemaatschappij tegen de grenzen van groei oploopt door overschrijding van grenzen van de planeet (bijvoorbeeld de bevolkingsgroei, vervuiling en broeikasgassen, het opraken van niet hernieuwbare grondstoffen en het verdwijnen van biodiversiteit).
Het concept degrowth is enige decennia ‘uit de mode’ geweest maar de laatste 10 jaar is degrowth weer helemaal terug. In 2004 verscheen na 30 jaar een update van het boek ‘limits to growth’. De voorspelde overschrijding van grenzen van de aarde bleek na 30 jaar veel erger te zijn dan verwacht. Degrowth is een concept dat de aarde wil beschermen door minder te produceren en minder te consumeren. Een concept dat rechtstreeks hiervan is afgeleid, is de circulaire economie, een economie waarin minder geproduceerd wordt, geen nieuwe grondstoffen worden gewonnen, producten herbruikbaar en eenvoudig te repareren zijn, en gerecycled worden. Een ander afgeleid concept is de Donut van Kate Raworth waarin een organisatie binnen ecologische buiten- en maatschappelijke binnengrenzen moet zien te blijven.
Degrowth pleit voor het verlaten van het adagium van economische groei en in plaats daarvan vooruitgang te meten op basis van andere indicatoren zoals welzijn en positieve bijdrage aan milieu en maatschappij. Een voorbeeld is het land Bhutan, waar sinds 1972 het Bruto Nationaal Geluk wordt gemeten in plaats van het Bruto Binnenlands Product.
Duurzame groei
Tegenover degrowth staat (of lijkt te staan) het concept van duurzame groei. Duurzame groei is zelfs het expliciete doel van Sustainable Development Goal (SDG) nummer 8. Duurzame groei moet voor tewerkstelling en waardig werk voor iedereen zorgen. Het achterliggende doel hiervan is het tegengaan van armoede. Met duurzame groei wordt bedoeld economische groei maar dan zonder of met minder schade aan milieu en maatschappij. Duurzame groei lijkt tegenstrijdig. Immers, je kunt als een doelstelling formuleren om 20% minder CO2 per product uit te stoten, maar als het aantal verkochte producten met 20% groeit schiet je er niet veel mee op. Of je kunt investeren in hernieuwbare energiebronnen maar als de totale energiebehoefte sneller toeneemt dan schiet je er niet veel mee op. Als een vliegmaatschapij in 2030 10% bio-brandstof wil bijmengen maar het aantal vluchten groeit met een hoger percentage dan schiet je er niet veel mee op.
Krimpsectoren
Wij zijn van mening dat degrowth en duurzame groei tegelijkertijd kan plaatsvinden maar dat hangt sterk af of het gaat om een groei- of een krimpsector. Laten we eens beginnen met de krimpsectoren. Dit zijn sectoren die over 10 jaar waarschijnlijk niet meer zullen bestaan, tenzij ze zichzelf heel snel opnieuw uitvinden en een purpose vinden. Met een purpose bedoelen we dat een organisatie zich ten doel stelt om een maatschappelijk of ecologisch probleem op te lossen. Bedrijven met een purpose houden rekening met de belangen van alle interne en externe belanghebbenden, en niet alleen die van aandeelhouders.
Echte krimpsectoren zijn bijvoorbeeld bedrijven die fossiele brandstoffen maken, of wapens, vliegtuigen, plastic, tabak, fastfood of snoep. Veel fossiele brandstofbedrijven bijvoorbeeld zetten nog steeds meer dan 90% van hun investeringsfondsen in voor nieuwe olie of gasvelden. Dit soort miljarden- investeringen moet over een lange periode renderen (minstens 30 jaar). Een vliegmaatschappij die nog investeert in kerosinevliegtuigen, zal nooit snel genoeg kunnen transformeren om toekomstbestendig te zijn, ook niet door bio-brandstof bij te mengen.
Andere voorbeelden van krimpsectoren zijn productiebedrijven die nog producten maken van nieuwe grondstoffen zonder verantwoordelijkheid te nemen voor de verwerking van gebruikte producten en afval. Dit geldt ook voor producten die gevaarlijke stoffen, pesticides of plastic bevatten of voor producten die met vervuilende containerschepen over de wereld verscheept worden. Een productiebedrijf dat vandaag nog gebruik maakt van vers gedelfde grondstoffen (aluminium, staal, kobalt etc), zal ook snel verdwijnen. Dit geldt ook voor bedrijven die de privacy van persoonsgegevens niet respecteren (big tech), bedrijven die mensen aanzetten tot gokken, lenen of ongezond voedsel, bedrijven die toeleveranciers uitbuiten of bedrijven die (direct of indirect) verlies van natuur of biodiversiteit veroorzaken.
Nog een paar krimpsectoren om het af te leren. Platformbedrijven die lokale ondernemers kapot concurreren zullen binnen enkele jaren verdwenen zijn (want niet maatschappelijk verantwoord). Dit geldt ook voor de intensieve veeteelt en visvangst (want niet duurzaam), niet duurzame landbouw (op basis van monocultuur, kunstmest en pesticiden) en sectoren die duurzaam lijken (bijvoorbeeld productie van biodiesel) maar dat niet zijn omdat ze bijvoorbeeld ontbossing veroorzaken. Veel bedrijven in krimpsectoren kun je herkennen aan misleidende marketingcampagnes (greenwashing).
Groeisectoren
Oeps, er zijn dus heel veel bedrijven die tot een krimpsector behoren. Gelukkig zijn er inmiddels ook veel bedrijven die het licht zien en duurzaam kunnen groeien. Dit soort bedrijven willen we juist zien groeien omdat ze een maatschappelijk of ecologisch probleem oplossen. Paul Polman (oud CEO Unilever) noemt dit netto positieve organisaties. Organisaties die maatschappelijke en ecologische waarde toevoegen (aan alle belanghebbenden) in plaats van maatschappelijke of ecologische schade toebrengen. Voor de liefhebbers, met netto positief bedoelen we niet alleen het verduurzamen van je eigen organisatie (scope 1 en 2) maar vooral verduurzamen door invloed die je hebt op de maatschappij als geheel (scope 3) door middel van je producten, je invloed op medewerkers, klanten, leveranciers, lokale overheden et cetera.
Een paar voorbeelden van echte ‘scope 3 purpose’ bedrijven:
- Nordisk pharma: productie van insuline. Purpose: diabetes voorkomen, maar niet perse door het nemen van insuline. Resultaat: winst steeg omdat ziekenhuizen, patiënten en NGO’s meer vertrouwen in Nordisk kregen.
- Natura cosmetics: Purpose: het redden van de Ucuuba boom in het Amazone regenwoud. Deze boom verdween want werd gebruikt voor stelen voor bezems. Natura besloot driemaal zoveel voor de zaden van de boom te betalen. Resultaat: herstel van de Ucuuba boom.
- Tony Chocolonely. Purpose: alle chocolade ter wereld 100% slaafvrij maken.
- Mud Jeans. Purpose: een wereld zonder afval creëren. Elk paar MUD Jeans wordt gerecycled tot een nieuwe MUD Jeans. Dit betekent: geen afval en 92% minder water.
- Orsted. Purpose. Een wereld bouwen die draait op 100% groene energie.
- Beyond meat. Purpose: door over te schakelen van dierlijk naar plantaardig vlees hebben we een positieve invloed op gezondheid, natuurlijke hulpbronnen en dierenwelzijn.
- Fairphone. Purpose: door een duurzamere smartphone te maken, demonsteren wij de eindeloze mogelijkheden voor een eerlijkere toekomst – voor iedereen.
Werk jij in een krimpsector en wil je met je organisatie transformeren naar een groeisector? Wij helpen je mee in het ontdekken van jullie purpose en de transitie naar een betekenisvolle organisatie.
Gerd-Jan Frijters, oprichter van D&F Group b.v. (met dank aan Marcel de Munck)
Geef een reactie
Je moet inloggen om een reactie te kunnen plaatsen.